zo’n dag in de Breinsmederij 241

Ik zie het in haar blik, aan de onrustige manier van haar doen en laten. Achter de blik van trots en opluchting dat het af is zie ik de blik van afwachting. En daarachter zie ik de teleurstelling, die ze voelt maar geen plek wil geven.

Ze laat ons haar kunstwerk zien. De afgelopen drie uur is ze er hard mee bezig geweest. Helemaal alleen. Geconcentreerd en gefocust voert ze haar plan uit. We mogen absoluut niet kijken en ze heeft geen hulp nodig.

Vol verwachting kijkt ze ons dus aan, reuze benieuwd naar onze mening. Ik zie de trots in haar blik, opluchting dat het af is en ook een blik vol afwachting. Het maakt ontzettend uit wat wij er van vinden, maar eigenlijk weet ze dat al.

De tekening is niet geworden wat ze er van hoopte, het doet op geen enkele manier recht aan het werk wat ze er in heeft gestopt. Natuurlijk geven we haar complimenten hoe goed ze er aan heeft gewerkt, maar mooi is hij niet. Ook niet voor een 8 jarig meisje en al helemaal niet voor het werk wat ze normaal maakt.

Ze vraagt nogmaals wat ik er van vindt en inmiddels zit de tranen haar hoog. Ik vraag haar of het geworden is zoals ze het in haar hoofd zat? Gelaten schud ze haar hoofd. Ik laat haar zien wat het verschil is tussen de verf en kleurpotlood en ze barst in snikken uit. “ik vond hem heel mooi, Nu vind ik hem niet meer mooi door jou, omdat jij me laat zien hoe veel mooier het kan.”

Ik weet dat het niet waar is, maar dat het een verdedigingsmechanisme is om maar niet toe te hoeven geven aan het gevoel dat het mislukt is en dat al het werk voor niets is geweest.

Ik vraag haar hoe vaak ze het al eerder heeft gedaan. Het is een nieuwe techniek, dus het antwoord is nooit. Ik vraag haar of ze geoefend had van te voren, het antwoord is niet. Ik vraag haar of ze nagedacht heeft over het materiaal, het antwoord is nee. Ik vraag haar of het dan reëel is om te verwachten dat het meteen helemaal goed gaat. Ze schud haar hoofd.

Ik neem haar mee met de verschillende onderdelen waar ze over na kan denken en laat haar letterlijk zien wat de verschillen zijn tussen materiaal en keuzes die ze kan maken. Ik geef haar aan dat het er niet om gaat wat ik er van vind, maar dat het gaat om wat zij er zelf van vindt. Dat ze dat kan ontdekken door meer aandacht te geven aan het proberen en oefenen en soms ook door wel even hulp te vragen op 1 onderdeel.

Ze heeft duidelijk mijn boodschap begrepen en vraagt of ik haar nog even wil helpen om het dan nog een keer te proberen. Uiteraard wil ik dat, als een ware assistent ondersteun ik haar. Ik voer alleen maar uit wat ze bedenkt en ondersteun haar in haar keuzeproces.  Het resultaat is verbluffend en daar is dan de échte trotse blik.

zo’n dag in de Breinsmederij 124

Misschien heb je ze wel eens voorbij zien komen, mijn autoselfies van ons gezin als we ergens heen gaan op vakantie. Het zijn momenten waarop ik op mijn gelukkigst ben, knus bij elkaar, iedereen vol goede moed, ruimte voor elkaar ondanks de kleine ruime waar we ons in bevinden. Het gevoel bekruipt me ook wel eens als met zijn allen rondom de televisie een film bekijken of wanneer we vroeger de kinderen nog wat zoet probeerden te houden op zondagochtend. Tv aan, keuvelden kinderen om je heen en zelf nog een beetje wegsoezen.  Vaak bedacht ik me op zulke momenten dat het niet uit zou maken dat de hele wereld om ons heen zou instorten, omdat wij hier in onze magische bubbel zaten.

In mijn wildste gedachten heb ik natuurlijk nooit bedacht dat dat werkelijkheid zou worden. Dat er buiten mijn eigen veilige huisje de wereld zou instorten. De wereld instorten met Covid-19, het klinkt misschien wat dramatisch en tegelijkertijd is het misschien de waarheid. De waarheid is in ieder geval dat ik niet weet wat de situatie is. Het is surreëel, buiten mijn eigen voorstellingsvermogen. Het voelt als een slechte film of op zijn minste een nare droom. Zo één waaruit je wakker wilt worden, maar het lukt niet. En hoe meer de dagen zich in weken laten verstrijken hoe naarder dat gevoel wordt. Eerst heb je nog hoop dat het wellicht even opletten is, maar gaandeweg ontdek je dat dat ijdele hoop is. Het is de nieuwe werkelijkheid, eentje waaruit je niet kunt ontsnappen.

Ik voel me schuldig dat me een soort vakantiegevoel bekruipt wanneer de voorjaarszon uitbundig schijnt, de kinderen zich al uren zoethouden met 18, of inmiddels 12, paaseieren en we uitgebreid hebben genoten van een overdadige paasbrunch. Schuldig, in de wetenschap dat er duizenden mensen om me heen werken of leven in de “frontlinie” of in ieder geval in situaties die alles behalve als vakantiegevoel zijn te omschrijven.

In zulke grootste gedachten is er bijna geen plaats voor de kleine gedachtes. Het maakt dat bloggen ook even lastig is. Het voelt suf om nu kleine zaken op te schrijven, waarom maak ik me nu druk over het feit dat ik niet aan schoonmaken toe kom, terwijl ik zoveel tijd over zou moeten hebben?  Waarom kom ik niet tot aan die klusjes, of waarom heb ik de afgelopen week weer zoveel op mijn telefoon gezeten?

Het lijkt er niet toe te doen en toch weet ik dat het er het meest toe doet. We kunnen vanuit ons veilige bubbel niet het probleem oplossen, maar we kunnen wel zorgen dat we zelf goed en gezond door deze periode heen komen. Niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk. Ik weet dat ik ruimte moet geven aan het ontwaken uit de nare droom, ook al betekent het dat ik even geen raad weet met die gevoelens. Ik weet dat ik die grootse gevoelens niet moet projecteren op kleine dagelijkse situaties. Ik weet dat ik geen oordeel moet hebben over de gevoelens die me heen en weer slingeren.

Tussen weten en écht doen zitten soms alleen een wereld van verschil.

zo’n dag in de Breinsmederij 306

Misschien schreef ik ze wel vooral voor mezelf. De bedankkaartjes voor de leerkrachten van mijn middelste zoon. Hoe meer ik stil stond bij hoe dankbaar ik ze was, hoe meer ik ook mijn trots naar mijn zoon voelde groeide.

De dagen hiervoor stonden vooral in het teken van overleven. Alles is raar, niets is hetzelfde, niets blijft hetzelfde en tegelijkertijd is er nu nog niets veranderd. We leefden veel te veel in de toekomst als hij straks brugpieper is en vergaten dat het nu nog niet zover is. De energie lekte uit ons systeem en ik voelde de verwijdering van elkaar. Overmand door onze eigen emoties konden we niet meer de klik naar elkaar maken. Er was simpelweg geen ruimte voor.

Ik appte mijn tennismaatje dat ik ook even geen ruimte had om een potje te slaan. Lief probeerde ze me nog over te halen, maar alleen al de gedachte dat ik bij thuiskomst weer een strijd moest aangaan om de verbinding te zoeken met de kinderen maakte me moe op voorhand. Verbinding zoeken is hetgeen ik het liefste doe en het gevoel daar geen ruimte voor te hebben maakt me moe en eenzaam. Ik voelde hoe ik niet eens de energie had om de tranen te laten stromen.

Tot ik het vierde kaartje had geschreven. Een kaartje waarin wederom de kern was hoe fijn het was dat de leerkracht in kwestie onze zoon zag hoe hij was. Niet met zijn diagnose, niet met zijn belemmeringen, maar gewoon mijn zoon. Het was geen standaardtekst die ik ze mee gaf en toch was dit elke keer weer de strekking. Bij allemaal voel je dat ze de kinderen een veilige haven bieden. Een haven die er altijd is, maar waar je wel wordt gestimuleerd er af en toe eens op uit te varen. Ze varen zelfs met je mee als je het echt heel spannend vindt, maar varen doen we. Tot het even niet meer gaat en dan is het helemaal ok om even in de haven te blijven liggen.

Wat me het meest heeft geraakt is dat geen van hen deed alsof ze het wel wisten. Ze durfden zich kwetsbaar op te stellen en af en toe ook aan te geven dat ook zij het niet wisten. Het was mooi om te zien hoe ze buiten de systemen en de protocollen een weg zochten, omdat onze zoon nu eenmaal niet te vangen is in een hokje. Juist daardoor konden we samen de beste weg bewandelen. Juist daardoor durfden wij als ouders ook te vertrouwen op hun expertise. Het was geweldig om samen met ze te zorgen dat onze zoon nu klaar is voor de grote wereld om hem heen.

Bij het schrijven van de bedank kaartjes voelde ik de trots en de dankbaarheid dus groeien. Al makende voelde ik de angst weer terug zakken, ruimte makend voor de tranen die daarna wel wilde stromen. Want dat is wat ik de afgelopen weken vooral heb gevoeld. Het is tijd om voorgoed de veilige haven van de Panta Rhei te verlaten. Het afscheid kwam steeds dichterbij en de angst om wat komen gaat nam de overhand. Daarvoor liggen de pijnlijke herinnering aan de (s)t(r)ijd vóór deze school nog te dicht bij de oppervlakte. Ik praatte vaak tegen mijn zoon over zijn spanning en angsten voor de nieuwe school, maar door de kaartjes besefte ik ineens dat ik diezelfde spanning en angsten heb.

En door het schrijven van die kaartjes besefte ik ook weer wat een inmense groei mijn zoon heeft doorgemaakt. Want natuurlijk is het spannend en zullen we volgend jaar echt nog heel veel zeilen moeten bijzetten. Maar inmiddels hebben we er een fantastische stuurman bij, eentje die vertrouwen heeft in zijn eigen kunnen en weet wanneer hij  om hulp moet vragen. Eentje die op weg gaat naar een geweldige toekomst.

sannE-Eindig met elkaar

In de verte doemt het bijzondere gebouw van Naturalis al op. “Kijk, daar is het, ik zie de bloemetjes al van het gebouw”, roep ik enthousiast door de auto. “Bloemetjes??” klinkt het van achteren. “Hoe the &*ck zie je bloemetjes in die cirkels?”. Goed, de toon is weer gezet, iedereen heeft er zin in.

We gaan naar Naturalis, op verzoek van de middelste. Hij is enorm geïnteresseerd in de natuur en heeft Trix al een keer mogen bewonderen tijdens de verbouwing van Naturalis. Nu is het dan EIN-DE-LIJK tijd voor het vervolg. Hij kan niet wachten om naar binnen te gaan en waar hij anders gereserveerd alles op zich af laat komen, heeft hij nu al uitgevonden waar we omhoog moeten. Het gebouw nodigt hem daar toe ook uit, de open sfeer en bijzondere inrichting geven hem letterlijk en figuurlijk een gevoel van ruimte. Het is heerlijk om hem eens voorop te zien lopen en hem zo in zijn element te zien. Geen enkel moment heb ik het gevoel dat ik hem moet beschermen voor de indrukken die hij opdoet. Als een ware gids laat hij me de kleinste details zien van de dingen die hem opvallen om vervolgens de enorme olifant over het hoofd te zien.

We slaan de hoek om en alle vijf laten we dit even op ons inwerken. Wat een imposante opstelling. Je weet niet waar je als eerste naar moet kijken en tegelijkertijd straalt de ruimte rust uit. We lopen langzaam aan verder, maar niet rustig genoeg voor mijn dochter. “Jullie gaan veel te snel, ik heb niet eens kans om alles te lezen” roept ze geïrriteerd uit. Ik geef haar helemaal gelijk en ga naast haar staan om bij het bordje met de 37 vogels één voor één te lezen hoe ze heten en kijk samen met haar hoe ze er dan uit zien. En dat doe ik ook bij het volgende bordje en het bordje daarna en het bordje na haar. Haar leerhonger is vandaag niet te stillen en als echte wetenschapper zoekt ze naar de verbanden in de opstelling en maakt ze koppelingen tussen wat ze eerder heeft gelezen, ziet of al weet. Dolgelukkig loopt ze heen en weer tussen ons om te vertellen wat ze allemaal ontdekt.

Ondertussen ben ik mijn oudste kwijt. Hij is blijkbaar wel klaar met de dieren en is weer naar buiten gelopen. Hij staat bij de reling en kijkt zijn ogen uit naar hoe de bezoekers zich bewegen door het gebouw. Hij volgt hoe gezinnen zich verplaatsen door het gebouw, ziet welke paden veel worden bewandeld en lacht om een moeder die haar kind niet onder controle krijgt. Gaandeweg de dag bedenk ik me dat hij echt een stille genieter is. Hij laat zich nauwelijks horen, zoekt zijn eigen weg, maar aan zijn gefocuste blik kan ik zien dat ook hij alle indrukken opslurpt als snoepjes.

Oók hij, want ook ik geniet met volle teugen van dit museumbezoek. Alleen al als het gebouw opdoemt voel ik een soort adrenaline opkomen, die me de hele dag elk moment bewust laat opslaan. Een week later weet ik nog precies hoe we het gebouw binnen gaan, hoe we de trap op lopen, hoe we de hoek om gaan, hoe ik met mijn dochter bij de rode ibis stil sta en we tegelijk iets willen zeggen over zijn snavel, hoe ik mijn zoon continue ontspannen zuchten hoor slaken, hoe mijn andere zoon liefdevol zijn hand haalt door het haar van zijn kleine zusje, hoe mijn man precies op de juiste momenten vertraagt en versnelt om ons een beetje bij elkaar te houden.

Gek genoeg voel ik die behoefte dit keer helemaal niet meer. Waar ik eerder iedereen angstvallig in de gaten hield om te kijken of elk gezinslid het wel naar zijn zin had, vertrouw ik nu op hun eigen kunnen er een leuke dag van te maken. Daarom kan ik zelf ook zo genieten van alles wat het museum te bieden heeft. En mijn vertrouwen is volkomen terecht, allemaal op hun eigen manier nemen ze de tijd om daar waar hun interesse ligt in te zoomen of nemen ze de tijd om de ander te laten genieten van zijn interesses. Om 17 uur horen we een reminder voor de sluitingstijd, maximaal hebben we genoten van dit dagje weg. We treffen elkaar op de trap en zo eindigen we, langzaam slenterend naar beneden, deze superrrrrelaxte dag met elkaar. Wie had dat ooit gedacht?

zo’n dag in de Breinsmederij 213

Ik vlieg uit de bocht, mijn stem is te luid, ik zit te dicht op de camera, mijn toon is te scherp. Wanneer ik uitgesproken ben merk ik aan de reactie van de ander dat dat niet alleen mijn eigen gevoel is, maar ook hoe zij het ervaart. Het gesprek verstompt en , in dit geval, gelukkig zijn er andere stemmen die het gesprek overnemen.

Achteraf weet ik precies hoe het komt, het was mijn zoveelste skype gesprek afgelopen week. Die ervaar ik als dodelijk vermoeiend. Nog los van de verbinding die af en toe hapert of nog erger soms helemaal wegvalt, lopen deze gesprekken moeizaam. Iedereen probeert wat te zeggen, maar je hoort niet altijd wie er aan het woord is. Waar je elkaar dan normaal even een blik kan geven en daardoor non verbaal afstemt wie er door kan gaan, werkt dat online niet.

Ik vaar op de non verbale communicatie die plaats vindt in een gesprek. De opgetrokken wenkbrauw, de bewegingen van de hand, het geschuif en gefrunnik aan eigen papieren, spullen of lichaam, de klankkleur van een stem. De oogopslag die opleeft als er iets wordt gezegd wat er toe doet. De spiegelende reflexen in elkaars houding die van het gesprek een soort dans maken.

Met online vergaderen is dat er allemaal niet. En waar ik blijkbaar die non verbale signalen automatisch registreer, moet ik me nu tot het uiterste concentreren op wat er gezegd wordt. Om vervolgens zelf maar een invulling te geven aan hoe het wordt gezegd. Om dat vervolgens weer te toetsen aan de reactie van anderen en zelf dus daarin ook nog ergens aangehaakt te blijven. Dodelijk vermoeiend dus.

In zo’n online vergadering is er ook altijd alleen maar de groep. Je kunt geen bondje hebben met de persoon naast je of schuin tegenover je, je kunt niet even off topic een grapje maken zonder dat dat de vergadering stoort. Hierdoor mis ik de verbinding met de collega’s die ik normaal wel ervaar. En de bescherming om me af en toe even terug te trekken, zonder dat ik dan het gevoel heb dat ik niet meer deelneem aan het gesprek.

Het is grappig om te merken dat ik zelf deze ogenschijnlijke manier van efficiënt vergaderen dus hekel. Ik herken mezelf als een collega die graag heel efficiënt en doelgericht te werk gaat en dat soms ook teveel uitstraal. Maar dit bewijst maar weer eens dat te efficiënt soms averechts werkt. Het is belangrijk dat we ook aandacht geven aan de verbinding die we hebben tot elkaar en dat dat verder gaat dan het onderwerp dat je met elkaar te bespreken hebt.

Zelf leerde ik gaandeweg dat het helpend kan zijn om voor of na een groepsgesprek nog even met iemand te bellen die ook deelnam aan de vergaderen. Net zoals je normaal samen de vergadering kletsend verlaat. Om de vergadering even plenair stil te leggen en even in groepjes uit elkaar te gaan om dan na 15 minuten weer samen te komen. Om niet van de ene skype vergadering in de andere te hollen, omdat je niet zoals in real life even de tijd kan nemen om aan te voelen wat de sfeer is als de vergadering direct begint.

Maar bovenal leerde ik weer hoe werk zoveel meer is dan een taak uitvoeren, hoe fijn het is om een onderdeel te zijn van een groep mensen en hoe ontzettend fijn het is dat er ruimte is om ongenuanceerd uit de bocht te vliegen. Dat het fijn is dat er mensen zijn die voor je zorgen als je ergens tegen aanloopt en dat er collega’s zijn die na een kwartier bellen zeggen ‘goh, waarom belde ik je nu eigenlijk?”. Juist in deze tijd van heel veel thuiswerken zijn de collega’s ontzettend belangrijk, zorg goed voor elkaar.

 

 

zo’n dag in de Breinsmederij 182

Juist nu ik heb besloten niet meer te bloggen over mijn kinderen, wil ik er speciaal nog één schrijven voor mijn oudste. Mijn oudste komt zelden voor in mijn blogs. Niet omdat hij minder uitdagingen in zijn leven ervaart, niet omdat hij minder anekdote waardige verhalen meemaakt, maar omdat hij zelf al actief deelneemt aan het sociale leven. Hij leest mijn blogs, de reacties die ze soms ontlokken en het delen van zijn leerweg voelt als een inbreuk op zijn privacy. Precies de reden dat ik ook niet meer ga bloggen over mijn andere kinderen.

En toch verdient hij een podium, een spotlight. De afgelopen 4 jaar zijn een rollercoaster voor hem geweest. Zijn hele schoolcarrière zijn we op zoek geweest om hem met meer plezier naar school te laten gaan. En toepasselijker kan het niet voor een blog in de Breinsmederij, daarin zijn we gefaald. Alle verrijkingsgroepen, pluswerk, rekentijgers, taxanomieën, sociaal vaardigheidstrainingen, gesprekken met professionals, testen, ziekenhuisbezoeken, versnellen en vertragen ten spijt, het is ons niet gelukt.

Vorig jaar was wellicht het hardste gelach toen bleek dat hij het jaar nogmaals zou moeten overdoen. Bizar voor een jongen waar niemand twijfelt aan zijn kunnen, maar wel de werkelijkheid. Aan de andere kant een verademing blijkt achteraf, want hij hoeft niet meer. Hij hoeft niet meer te laten zien dat hij wel kan en dat hij heus in zich heeft. Hij hoeft niet meer fronzende blikken te beantwoorden als ze horen dat hij met zijn 12 jaar in 2 gymnasium+ zit en alleen maar te knikken dat hij inderdaad in de tweede zit met zijn 13 jaar. Een verademing voor een jongen die niet graag de uitzondering is.

En dan is er een proefwerkweek, na 6 nachtmerries van proefwerkweken, waarin alles klopt zoals het in zijn wildste dromen zou gebeuren . Er is werkelijk niets aan te merken op de manier waarop er wordt gepland, wordt gechillt, wordt geleerd, wordt geoefend en waarop toetsen worden gemaakt. Alles volledig zelfstandig en vol vertrouwen. Het resultaat is er dan ook daar, voor het eerst een periode waar hij ontspannen omgaat met druk.

 

 

Het accepteren van het feit dat het niet ons niet zou gaan lukken heeft dus parodoxaal gezien gezorgd voor het feit dat het nu allemaal wel lukt. En meer dan dat, het heeft onze band enorm versterkt. Samen leerden we om elkaar te vertrouwen in wat we zeggen en ons zesde zintuig soms te laten zijn voor wat het is. Hij leerde van mij dat je kunt spelen met je focus om toch een leuke dag te hebben en dat kleine veranderingen groots effect kunnen hebben. Ik leerde van hem dat het niet altijd zonde is als je niet het maximale uit het leven haalt en dat je heus niet je talenten verkwanselt als je daar even niet iets actiefs mee doet.

Als klein mannetje kon hij parmantig kijken naar zijn eigen bouwsels, creaties en overwinningen. Hij keek je dan aan met een glinstering in zijn ogen, klapte in zijn handen en riep ‘het lukket, het lukket.’ Yes kerel, het lukket!!!

 

zo’n dag in de Breinsmederij 281

“Mijn interne motivatie is gewoon stuk.” Ik hoorde het haar zeggen en meteen waren mijn oren gespitst. Sowieso was ik een en al oor, omdat de uitzending van DWDD inging op de film “Mind my mind” van Floor Adams. Een animatiefilm waarin je in het hoofd van iemand met autisme kunt kijken. Zelfs door de echte kenners ( ja juist, mensen met autisme) een echte aanrader, omdat het zo goed weer geeft hoe het gaat in hun hoofd.

still uit Mind your Mind

De opmerking over de interne motivatie kwam van een dame met autisme, die in een paar zinnen schetste waar ik dagelijks tegen aan loop bij mijn zoon. Als je eenmaal bezig bent, als je weet waar je het voor doet, als het zin heeft, dan lukt alles. Maar ja, als…. Want als als er niet is kun je dus net zo goed in je bed blijven liggen. Dan gebeurt er niets, nada, noppes en kan er ineens helemaal niets.

Het is het gevecht wat ik keer op keer voer en waar ik de afgelopen weken weer veelvuldig tegen aan ben gelopen. True, mijn ruimte hiervoor is minder nu ik zelf mijn weg aan het vinden ben in mijn nieuwe baan, maar toch. De energie die het me kost om hem in beweging te krijgen weegt niet op tegen de energie die ik krijg van het zien van de meest fantastische tekeningen, bouwwerken en baksels. Natuurlijk ben ik trots als hij zelf in het nawoord van een werkstuk kan reflecteren op het feit dat het op gang komen langer duurt dan het daadwerkelijk maken van het werkstuk. Sterker nog dat hij, het werkstuk erop, noteert dat het hem opvalt dat het al makkelijker ging dan de vorige keer.

Alleen dat trotse moment dat binnen komt en ik binnen 18 seconden lees kan ik nog wel rekken naar 18 minuten, maar niet naar de 18 uur die het ons daadwerkelijk kostte om het te maken. Ook niet in de wetenschap dat het een investering is voor de toekomst als hij straks op het reguliere voortgezet ook hier tegen aan gaat lopen. Vooral niet omdat ik weet dat zodra hij het op school heeft ingeleverd er weer die middag komt waarin hij niet weet wat hij moet gaan.

En dan hoor ik dus die zin, mijn interne motivatie is gewoon stuk..

Ik realiseer me ineens dat ik, ondanks mijn enorme begrip voor het anders zijn, de andere werking, de bewustwording voor de consequentie in het dagelijkse leven, ook ik trap in de valkuil van anderen. Misschien op een diepere manier, voorbij alle trucjes en oplossingen, maar ik trap er wel in.

Ik probeer mijn zoon namelijk te laten dealen met het gevoel van onvermogen, van niet weten, van verveling, van zinloosheid op een manier die voor mij werkt. Of nog niet eens op specifiek mijn manier, ik draag andere voorbeelden aan, vuur ideeën op hem, benadruk de goede momenten en onderstreep lessen te leren. Allemaal manieren zoals ik ze ken vanuit een brein zonder autisme. Nou ja, ik zorg heus wel dat ik juist visa versa werk, vanuit de details het grote geheel opbouwen, maar feitelijk is dat alleen maar een soort omgekeerde manier. Het is een soort truckje vanuit een brein zonder autisme voor een brein met autisme. Ik geef hem alle ruimte om te ontdekken wie hij is en ook daar gaat het mis. Vanuit alle ruimte is het namelijk ondoenlijk iets te kiezen om dan ook echt iets te gaan doen.

Ik hoor de nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee in mijn hoofd al als ik bedenk wat hij kan doen. Zijn mechanisme om een halt te roepen aan de chaos in zijn hoofd. Ik voel de stress bij hem oplopen en merk hoe harder ik trek hoe vaster hij komt te zitten.

En dan hoor ik dus die zin, mijn interne motovatie is stuk.

Ik besef dan hoe bevrijdend die opmerking voor me werkt. Sommige dingen zijn stuk en kunnen niet worden gemaakt. Dus hoe ik ook mijn best doe, dit kan niet worden gemaakt. Vanaf het moment dat ik dat besef en echt laat doordringen, ontstaat er weer rust.

Ik vertel mijn zoon hoe ik worstel met al het bovenstaande, hoe graag ik hem wil helpen, hoe ik het hem gun dat hij makkelijker door de dag zou gaan. En dat ik niet weet hoe ik hem kan helpen. Dat ik stop met aanjagen, opjutten, uit de tent lokken, activeren, bewust negeren, omdat ik zie dat het niets oplevert behalve frustratie. Dat ik me weer ontzettend bewust ben dat zijn brein anders werkt en dat ik niet weet hoe. Dat hij wel weet hoe en dat we dus samen een weg moeten vinden in hoe hij mij dat duidelijk kan maken, zodat ik hem kan helpen. Hij zucht diep en is zelfs in staat me een dikke knuffel te geven.

Die ene zin, mijn interne motivatie is stuk…

Soms is die ene zin die je ergens oppakt in het verhaal van een ander, de trigger die je vastlopende brein nodig heeft in om weer verder te komen. Het is de reden dat ik graag blog, omdat ik weet hoe fijn het kan zijn om die herkenning te lezen. Om te lezen dat je helemaal niet zo anders bent, maar ook om ideeën op te doen, om mee te gaan op de beweging van een ander.

Soms heb je misschien niet de energie of het vermogen om zelf te starten, maar kun je mee op de beweging van een ander. Soms mag iets gewoon stuk zijn.

zo’n dag in de Breinsmederij 251

Tranen biggelen over haar wangen, als een echte dramaqueen snakt ze naar adem. En hoewel ik weet dat ze haar emoties soms graag ten tonele spreidt, hoor ik ook haar echte verdriet. Hoe ze vast zit in haar wil om het te kunnen, het wantrouwen dat het niet gaat lukken en het besef dat het zomaar wel eens een geslaagde poging kan worden.

Al een jaar lang zijn we bezig om haar echt te laten stoppen met duimen. Eerder deden we ook wel pogingen, maar deze stranden dan toch altijd weer na 2 weken goed erop letten. Afgelopen jaar verslapte onze aandacht ook heus wel eens, maar door de gang naar de logopedie was er een continue reminder aan de duim die er nog steeds continue inplopt. Fases ging het goed, stickervellen vol die streng overnieuw begonnen als ze een nacht toch weer betrapt was. Andere fases ging het minder en verdween de duim, met nagellak en tape al, zo weer in haar mond.

Ik hoor hoe ze een verwoede poging doet om haar adem terug te vinden en woorden te zoeken voor haar verdriet. Ze snikt dat ze hem zo ontzettend mist en begint weer hard te huilen als ik haar zeg dat ik dat heel goed begrijp. Al 7,5 jaar lang is het haar steun en toeverlaat, ik heb zelfs een echo van haar in mijn buik waar ze haar duim in haar mond heeft. Het is niet zomaar een gewoonte, het is haar steun en toeverlaat. De duim, vast aan haar hand, waarmee ze zich kan verschuilen als ze de wereld een beetje spannend vindt. Alsof ze door die beweging een soort beschermlaagje voor zichzelf creeërt. En nu valt dat laagje weg.

Of eigenlijk zit er nu een laagje over haar duim, want ze heeft nu twee duimhoesjes die over haar duimen gaan. Vastgeklikt bij haar pols, zodat ze niet afkunnen en dik genoeg dat dat niet meer lekker is in je mond. En door dat laagje is ze zich er dus nu heel bewust van dat ze niet meer kan duimen. De duimen zijn als het ware verdwenen achter de hoesjes, waardoor er in haar hoofd een error lijkt te ontstaan. Ze wil heel graag, maar het kan gewoon niet.

Paradoxaal genoeg ontstaat er door dat vastzittende gevoel ruimte om dat een plek te geven. Gedurende de week worden de tranen minder en het geloof dat ze zonder kan groter. Waar ze in het begin nog alleen maar kan focussen op de eerste minuut die gaat komen en hoe ze niet weet hoe ze daardoor gaat komen, vraagt ze gaandeweg alleen nog of we denken dat het haar gaat lukken. Wanneer we dat beamen draait ze zich om, schuift haar handen onder de deken tot haar kin en mompelt ze dat ze dat ook wel denkt. Om vervolgens gisteravond achteraan te plakken; ‘ ik ben ook best trots op mezelf dat het al twee weken lukt, anders zou ik mijn duim nog even opsteken, maar ja…’. En dan weten ook wij, deze keer gaan we het langer volhouden dan 2 weken, want onze dramaqueen heeft haar lach weer gevonden.

zo’n dag in de Breinsmederij 171

Al anderhalf jaar geleden viel mijn oog op een klein artikeltje in de Happi.kidz. Het ging over de tafelschikking aan tafel en hoe het hoort. Hoe klein het artikeltje ook was, het bleef door mijn hoofd spoken. Bij zulke artikeltjes gaan mijn haren altijd recht overeind staan. Hoezo hoe het hoort?? Wie bepaalt dat? Ik toch zeker zelf! Tegelijkertijd vind ik het bere-interessant hoe we blijkbaar ons toch ook vaak stereotype gedragen en hoeveel waarheid er in zit.

De ouders horen naast elkaar te zitten als ouderteam (ok klinkt goed), de vrouw links en de man rechts van haar (hoezo links?). De kinderen zitten daar recht tegenover, op de kindplaats (oeh naar woord). De oudste zoon tegenover de vader (ok vanuit historisch perspectief kan ik dat begrijpen), maar als de oudste een dochter is (alleen al dat woordje maar……) ( o nee, wacht dat woordje maar heeft mijn eigen brein erin gefietst), correctie EN als de oudste een dochter is zit ze tegenover haar moeder. (why??). (O wacht, dat staat in de zin erna) Omdat jongens toch naar hun vader kijken en meisjes naar hun moeder (ok ok, klopt) (of nou ja, in ieder geval bij ons thuis) (hmmm, hoe kijk ik eigenlijk naar mijn ouders) (o, nee het ging over mijn eigen gezin). Zo geef je aan wie de verantwoordelijkheid heeft in het gezin (nou nou, we hebben het alleen over aan tafel zitten hè) en maak je duidelijk dat kinderen niets hoeven op te lossen (goed punt).

Toch jammer dat we het op alle punten fout blijken te doen, of nou ja in ieder geval lijken te doen. Ik zit niet naast mijn man, maar wel tegenover hem (dan zijn we ook een ouderteam toch?) aan de ene kant zitten mijn oudste en jongste tegenover elkaar. De jongste (een meisje) zit naast mij (hmm wederom fout, alhoewel ze naast mij zit omdat ze het zo fijn vindt naast mij, misschien kijkt ze daarmee ook een beetje tegen me op? Ieuw dat klinkt niet fijn tegen me opkijken, dat hoeft ze helemaal niet, zou ze dat doen??) Op kop zit onze middelste, een overblijfsel van de autismebegeleiding van waaruit we leerden dat het prettiger voor hem is als er niemand tegenover hem zit (waar!).

Lijken te doen, want ondanks dat we feitelijk niet zitten op de plek zoals het systematisch zou horen nemen we wel heel bewust onze plek in aan tafel. Of wisselen we soms ook heel bewust weer van plekje. Niet om ons aan te passen aan hoe het hoort, maar om de kinderen in een veilige setting te laten ervaren wat sommige dingen met je kunnen doen.

Zo maken we nu weer een beweging om de middelste juist weer naast iemand te zetten, zodat hij vast kan wennen aan iemand naast hem én tegenover hem als voorbereiding op de middelbare school straks. In die beweging nemen we dan meteen mee dat papa het nu niet fijn vindt ingeklemd te zitten tussen 2 kinderen en dat de oudste ook wel eens een plekje wil kiezen, ondanks dat hij geen voorkeur heeft.

En mijn plekje? Ik hou niet van een vast plekje, dus ik zit bij het ontbijt ergens anders dan bij het diner en drink mijn kopje koffie op weer een andere stoel. Altijd ergens anders, dat is ook een systeem, mijn systeem.

 

Zo’n dag in de Breinsmederij 0101

Het is 02.10 uur en ik lig te malen in bed. 2020 is zojuist begonnen en het gelukzalige moment van cocoonen met mijn gezin, beseffen wat voor ontzettende geluksvogel je bent met zo’n fijne thuishaven, sterker nog het voelen in elke vezel van je lijf is nauwelijks voorbij. Ik hoor de gelukzalige zuchten van mijn dochter nog die in slaap valt, het geluid van het dekbed van mijn zoon die zich heerlijk nestelt in zijn bed en voel het warme lijf van mijn man met zijn geruststellende rustige ademhaling. Zijn lijf rustig op en neer als houvast voor mijn gedachtes die overal heen schieten.
 
Ik voel me het meest gelukkige mens op aarde en tegelijkertijd vervloek ik mezelf om dat ik daar niet gewoon gelukkig mee kan zijn. Het leven is goed zoals het is, hier in het vakantiehuisje op Ameland, maar ook thuis. Op vakantie lijkt alleen alles te vertragen en heb ik ook in de praktijk genoeg aan minder. Een spelletje, een paar goede boeken, mijn haaknaald, een heerlijke douche en natuurschoon als je zelfs nog maar de deur open doet. Tijd voor mezelf en tijd voor elkaar. Waarom kan het leven niet altijd zo zijn?
 
Ik baal dat ik niet gewoon kan genieten dat mijn nieuwe baan een schot in de roos is. Een plek met een uitdaging die bij me past, met collega’s waar ik mezelf kan zijn en waar ruimte is voor mij als mens, werknemer en ook als moeder. Alles klopt en toch klopt het niet. En waarom…. omdat ik mijn bedrijf niet kan loslaten.
 
De afgelopen periode was ik natuurlijk ook druk met mijn nieuwe baan, nieuw ritme en indrukken verwerken. Maar eigenlijk was ik drukker met de Breinsmederij. Het lukt me maar niet het los te laten. Ik wil wel wat anders proberen, opnieuw proberen, andere vorm vinden, verder bouwen op wat ik al had, etcetera, maar het lukt me niet om het te laten. Ik blijf malen over hoe ik dan wel iets kan doen om meer mensen te bereiken, trainingen te kunnen blijven geven en te delen van al het goeds wat ik zelf als een verrijking heb ervaren. Alleen met dat delen komt mijn moedergevoel ook steeds meer in het geding, want mijn kinderen hebben recht op hun privacy. En hoewel ik vind dat me meer zouden moeten delen van hoe het werkelijk is en niet van hoe we zouden willen dat het is, wil ik dat niet toepassen op mijn kinderen. En hoewel ik vind dat de wereld nog enorm veel te leren heeft over autisme en hoogbegaafdheid, een bedrijf wat zich daar op richt voelt weer te klein voor mezelf. Als er namelijk iets is wat ik geleerd heb het afgelopen jaar is dat hoe meer ik laat zien waar mijn bijzondere brein gezin mee worstelt, hoe herkenbaarder dat is voor menigeen die niet perse in een hokje past. Falen is natuurlijk wel een heel helder ijkpunt en best toepasbaar op een breder publiek, maar hoe meer ik het falen omarm, hoe meer ik er achter kom dat het misschien wel niet om falen gaat. Falen is zeker een onderdeel van wat ik doe, maar niet de kern.
Zo buitelen de gedachtes weer over elkaar en kom ik voor de honderdste keer op de vraag, maar wat is dan wel de kern? Daarbij wetende dat als ik de kern te pakken heb, ik er eigenlijk al weer klaar mee ben. Het verschil nu is alleen dat het 1 januari is en dat druk legt op mijn gedachtes. Alsof het nu nog meer noodzaak is om het antwoord te vinden om te zorgen dat ik….
 
Dat ik wat… en dan stokken mijn gedachtes direct. Dat ik wat… dat ik… dat… nou ja, dat…. ik weet het niet. Maar echt.. ik weet het niet. Ik sta geblokkeerd, ik kan niet meer nadenken en het enige wat ik zie en voel is een zwart leeg gat. Mijn adem stokt en ik voel lichte paniek.
 
En dan hoor ik mijn man een extra diepe teug adem halen alsof hij zelfs onbewust mij een signaal geeft dat ik gewoon moet blijven ademhalen. Ik adem een paar keer met hem mee en geef me over aan de beweging van mijn borstkas. Tegelijk besef ik me dat dat dus het probleem is, ik weet niet waar ik heen ga en in plaats van wat te doen, haper ik en blijf ik vast zitten. Eigenlijk best een mooi inzicht op 1 januari. Ik weet niet waar ik heen ga, waar de Breinsmederij heen gaat, maar ik weet wel dat ik moet blijven bewegen.
 
Ik wens mezelf dan ook een bewogen 2020 en aangezien ik hoop dat je ook wat uit mijn blog haalt, jou dus ook!