Misschien heb je ze wel eens voorbij zien komen, mijn autoselfies van ons gezin als we ergens heen gaan op vakantie. Het zijn momenten waarop ik op mijn gelukkigst ben, knus bij elkaar, iedereen vol goede moed, ruimte voor elkaar ondanks de kleine ruime waar we ons in bevinden. Het gevoel bekruipt me ook wel eens als met zijn allen rondom de televisie een film bekijken of wanneer we vroeger de kinderen nog wat zoet probeerden te houden op zondagochtend. Tv aan, keuvelden kinderen om je heen en zelf nog een beetje wegsoezen. Vaak bedacht ik me op zulke momenten dat het niet uit zou maken dat de hele wereld om ons heen zou instorten, omdat wij hier in onze magische bubbel zaten.
In mijn wildste gedachten heb ik natuurlijk nooit bedacht dat dat werkelijkheid zou worden. Dat er buiten mijn eigen veilige huisje de wereld zou instorten. De wereld instorten met Covid-19, het klinkt misschien wat dramatisch en tegelijkertijd is het misschien de waarheid. De waarheid is in ieder geval dat ik niet weet wat de situatie is. Het is surreëel, buiten mijn eigen voorstellingsvermogen. Het voelt als een slechte film of op zijn minste een nare droom. Zo één waaruit je wakker wilt worden, maar het lukt niet. En hoe meer de dagen zich in weken laten verstrijken hoe naarder dat gevoel wordt. Eerst heb je nog hoop dat het wellicht even opletten is, maar gaandeweg ontdek je dat dat ijdele hoop is. Het is de nieuwe werkelijkheid, eentje waaruit je niet kunt ontsnappen.
Ik voel me schuldig dat me een soort vakantiegevoel bekruipt wanneer de voorjaarszon uitbundig schijnt, de kinderen zich al uren zoethouden met 18, of inmiddels 12, paaseieren en we uitgebreid hebben genoten van een overdadige paasbrunch. Schuldig, in de wetenschap dat er duizenden mensen om me heen werken of leven in de “frontlinie” of in ieder geval in situaties die alles behalve als vakantiegevoel zijn te omschrijven.
In zulke grootste gedachten is er bijna geen plaats voor de kleine gedachtes. Het maakt dat bloggen ook even lastig is. Het voelt suf om nu kleine zaken op te schrijven, waarom maak ik me nu druk over het feit dat ik niet aan schoonmaken toe kom, terwijl ik zoveel tijd over zou moeten hebben? Waarom kom ik niet tot aan die klusjes, of waarom heb ik de afgelopen week weer zoveel op mijn telefoon gezeten?
Het lijkt er niet toe te doen en toch weet ik dat het er het meest toe doet. We kunnen vanuit ons veilige bubbel niet het probleem oplossen, maar we kunnen wel zorgen dat we zelf goed en gezond door deze periode heen komen. Niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk. Ik weet dat ik ruimte moet geven aan het ontwaken uit de nare droom, ook al betekent het dat ik even geen raad weet met die gevoelens. Ik weet dat ik die grootse gevoelens niet moet projecteren op kleine dagelijkse situaties. Ik weet dat ik geen oordeel moet hebben over de gevoelens die me heen en weer slingeren.
Tussen weten en écht doen zitten soms alleen een wereld van verschil.